Jubelparkmuseum

Het uitgestrekte gebouwencomplex waarin onder meer het Jubelparkmuseum (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis) is gevestigd, werd onder impuls van koning Leopold II gerealiseerd om de vijftigste verjaardag van België waardig te herdenken.

De zogenaamde Nerviërsvleugel herbergt buitengewoon rijke verzamelingen die een overzicht geven van de artistieke geschiedenis van ons land vanaf de prehistorie tot de 20ste eeuw. De oorsprong van dit geheel is zeer verscheiden. Tussen de 15de en de 17de eeuw hadden de Bourgondische hertogen en de Habsburgers de gewoonte om in het Arsenaal diplomatieke geschenken uit te stallen maar ook eigen aanwinsten of curiosa. Sommige stukken werden vernield, andere belandden in Wenen. De rest, verrijkt met andere stukken, vormde de kern van een verzameling waarvoor in 1835 het Musée d’Armes anciennes, d’Armures et d’Objets d’Art et de Numismatique werd opgericht.

Dit museum werd aanzienlijk uitgebreid dankzij opmerkelijke schenkingen zoals die van Gustave Hagemans in 1861 en van Emile de Meester de Ravestein in 1874. In de jaren 1920, dankzij de expedities langs de Nijl onder leiding van professor Jean Capart, verwierf de afdeling Antieke Oudheid bijna 11.000 stukken over de Egyptische beschaving.

Het kolossale beeld van de tonijngod, het pronkstuk van de afdeling Niet-Europese Volkeren, werd in 1935 meegebracht van het Paaseiland door het Belgische opleidingsschip Mercator. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de kunstwerken in veiligheid gebracht.

Nieuwe aankopen en schenkingen hebben de verzamelingen sindsdien verder uitgebreid.